Afgelopen dinsdag was ik bij een lezing van Paul Verhaeghe – hoogleraar psychodiagnostiek in Gent. Hij is een van de mensen die al jarenlang rammelt aan de fundamenten van de huidige geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Er valt namelijk van alles aan te merken op de manier waarop de GGZ momenteel is ingericht en hij kan dit haarfijn uitleggen.

Je zult begrijpen dat ik daar vooral in mijn rol als psycholoog zat. Maar ik ben ervan overtuigd dat we als kerk naadloos een paar van zijn kritische gedachten zouden kunnen overnemen.

Volgens Verhaeghe is het van alle tijden dat er iets bestaat wat normaal is en iets bestaat wat afwijkend is. Elke samenleving heeft zijn eigen verdeling. In onze huidige Westerse samenleving is dat afwijkende echter niet langer alleen afwijkend, het is ook vaak een stoornis. Is iemand somberder dan gemiddeld, dan heeft hij (of zij) een depressieve stoornis. Is iemand druk en kan hij moeilijk de aandacht ergens bij houden, dan heeft hij een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (oftewel: ADHD).

Deze stoornissen staan allemaal beschreven in de zogenoemde DSM (het diagnosehandboekje van de psycholoog en psychiater). Tussen 1952 en nu, zijn vijf (herschreven) versies verschenen. Elke nieuwe versie die op de markt kwam, had een uitbreiding van het aantal erin beschreven stoornissen: waren er nog 182 stoornissen bij de eerste uitbreiding, inmiddels zijn er 347 stoornissen vastgelegd.

En nu komt een lastig stukje, maar wel een belangrijk stukje wat Paul Verhaeghe aankaart: omdat het zo gewoon geworden is om te praten in termen van (psychische) stoornissen, lijken we er als mensen geen vraagtekens meer bij te zetten. We nemen gewoon aan dat de werkelijkheid zo in elkaar zit. We denken met z’n allen dat ADHD (of autisme of depressie) een op zichzelf bestaand iets is. Maar de werkelijkheid is, dat deze stoornissen zijn bedacht. Wie dit voor het eerst leest, verbaasd zich nu misschien, maar het is echt zo. De psychische/psychiatrische classificaties zoals we die kennen (ADHD, depressieve stoornis, autisme, borderline persoonlijkheidsstoornis, enzovoort) zijn allemaal bedacht aan een vergadertafel. Psychologen en psychiaters komen jarenlang in commissies bij elkaar om te bespreken hoe we bepaalde stoornissen omschrijven. Het streven is, om de complexe werkelijkheid te kunnen vatten in een betrouwbare en overzichtelijke ordening. Stoornissen met duidelijk omschreven symptomen waar iemand aan moet voldoen, zodat het werken met psychische problemen eerlijk en professioneel wordt.

Klinkt mooi, maar de werkelijkheid biedt veel schaduwkanten. De eerste, en misschien wel de belangrijkste, is dat mensen gaan denken dat de bedachte stoornissen werkelijk bestaande dingen zijn: “ik ben druk en kan moeilijk mijn aandacht ergens bijhouden, want ik heb ADHD”. Klinkt logisch, maar de zin klopt niet. ADHD betekent namelijk letterlijk Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Je zegt dus eigenlijk: “ik ben druk en kan moeilijk mijn aandacht ergens bijhouden, want ik kan moeilijk mijn aandacht ergens bijhouden en ben druk.” ADHD is dus niet een oorzaak, maar een beschrijving. De correcte zin is dus: “ik ben druk en kan moeilijk mijn aandacht ergens bijhouden en dat noemen we ADHD.

Een tweede schaduwkant is dat we met het vastleggen van steeds meer stoornissen (inmiddels dus al 347 officiële classificaties), ook steeds meer dingen abnormaal gaan vinden. Je hoeft maar een beetje af te wijken en je hebt een stoornis. Mogen we nog ongelukkig/bang/moe/druk zijn? Voeg daar onze prestatiegerichte, maakbare maatschappij aan toe en je hebt een derde schaduwzijde: als je een stoornis hebt, ben je een loser want je kunt kennelijk niet meekomen in een maakbaar leven. Je bent verantwoordelijk voor je eigen succes en dus ook voor je eigen falen.

Nu is er een risico dat je me verkeerd begrijpt. Je kunt nu namelijk denken dat ik zeg dat ADHD (of autisme, depressie) niet bestaat, of dat het onzin is. Maar dat is zeker niet het geval. Ik werk dagelijks met psychisch kwetsbare mensen, die allemaal lijden in het leven of worstelen met zichzelf of met anderen. Ze hebben allen daadwerkelijk klachten en bijna al mijn cliënten hebben ook een classificatie. Mijn punt is dat deze classificaties echter niet verwijzen naar een vastliggende werkelijkheid, maar dat ze puur beschrijven waar iemand last van heeft zodat we een ordening kunnen aanbrengen in een breed scala aan problematiek. En we zijn het gewend om dat in onze hedendaagse maatschappij te zien als stoornis.

Wanneer begint hij nou eindelijk over kerk en geloof?” hoor ik je al denken. Nou, nu! We doen in de kerk namelijk precies hetzelfde en dat heeft dezelfde schaduwkanten. Ook wij hebben ons kerkgenootschap opgericht om ons complexe geloof in een God, bewust of onbewust en gewenst of ongewenst, te kunnen vatten op een overzichtelijke en behapbare manier. Het begon ooit met één kerkgemeente, maar hoeveel verschillende kerkelijke gradaties hebben we tegenwoordig? Het zou me niet verbazen als het er meer zijn dan 347. En op zich is daar natuurlijk niks mis mee. God gaat al ons verstand te boven dus we kunnen alleen maar een poging wagen om dat geloof behapbaar te maken binnen een kerk. Maar ook wij hebben last van de drie schaduwkanten.

1. Elke kerkelijke stroming draagt het risico met zich mee dat zij denkt dat ze de werkelijkheid beschrijft: onze kerkelijke invulling, is de werkelijke invulling.
2. Als onze kerkelijke invulling de werkelijke invulling is, dan zijn andere invullingen raar en afwijkend. Mensen in andere kerken zijn dus ook snel raar en afwijkend, maar ook mensen binnen de eigen kerk met ‘andere ideeën’ zijn raar en afwijkend.
3. En als iemand niet mee kan komen in de vorm/invulling van onze kerkgemeente, als iemand zich niet kan vormen naar onze werkelijkheid, dan kun hij of zij niet anders dan het buiten de deur te zoeken. Maar dat vinden wij dan wel sneu of zielig, want hij of zij verlaat het werkelijke pad.

Ik pleit met Paul Verhaeghe voor gepaste nederigheid over de manier waarop wij de kerk hebben vormgegeven: we proberen een grote complexiteit te structureren, maar we zullen de complexiteit nooit vatten. En dus kunnen we ook nooit claimen dat wij gelijk hebben en zij afwijkend zijn. Zoals Verhaeghe het zegt: “Er moet altijd ruimte zijn voor een dialoog.” Ook voor ons christenen. Ook met de Bijbel in de hand. Want ook de Bijbel is een rijke complexiteit, die iedereen op zijn of haar eigen manier probeert te structureren.

 

Het is denk ik netjes om naar aanleiding van dit artikel, te verwijzen naar het pamflet wat Paul Verhaeghe heeft geschreven. Klik op de afbeelding voor een link naar het boek.

Deel: