De dienst is bijna afgelopen, onder de collecte halen mijn dochters hun broertje uit de crèche. Zo kan hij, samen met alle jonkies, de zegen meekrijgen. De dominee spreekt de zegen uit en als gemeente zingen we het drievoudige ‘Amen’ als afsluiting. Mijn zoontje zingt mee, maar dit keer wel zijn eigen variant: “Aaaaamen, aaaaaamen, aaaaaaaaamen, scheeeeet!” Met een stiekeme glimlach op zijn gezicht. Als vader (en als man) vind ik het wel een beetje grappig en dus moet ik lachen. Toch voel ik ook ongemak, want het is niet heel gepast om “SCHEET” door de kerk heen te roepen. En dit heb ik hem natuurlijk ook even uitgelegd. (Toch kan het altijd erger. Ik herinner me nog dat een meisje heel hard “Piemel!” door de microfoon riep, toen haar gevraagd werd wat ze tijdens de bijbeltijd had gedaan.)

“Piemel”, “scheet”, “Gaan we nu naar huis?”, dat zijn dingen die je hoort als je jonge kinderen meeneemt in de kerkdienst. Hoort dat erbij, of is het een verstoring van de eredienst in het huis van God? Formeel hebben we het dan over ‘kerkorde’ en ‘liturgie’. Saaie termen misschien. Tegelijkertijd onderwerpen die leven en waar kort geleden nog over geschreven is in het Nederlands Dagblad en op lazarus.nl.

Het doet me denken aan die vakanties in Frankrijk of Duitsland, waar je als kind met je ouders door een stadje liep en op één of andere manier ook altijd kerken moest bekijken. Van die grote, imposante Rooms-Katholieke kerken, waar de stilte heerst als je de  deur achter je dichttrekt. Zouden er tijdens diensten in deze kerken ook kinderen zijn die scheet of piemel door de kerk roepen? Dat kan ik me eigenlijk niet goed voorstellen. Die gebouwen stralen toch iets uit van stilte en ontzag.

Hoe zit dat dan bij onze kerk? Is het kerkgebouw een heilig huis van God of is het een ontmoetingsplek voor christenen? “Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer” (Opw. 464). Tja, daar past niet zo goed een scheet of een piemel bij. Eerbied en stilte, dat past bij het huis van God. In die Roomse kerken mocht je vaak geen (flitsende) foto’s maken, moesten vrouwen hun blote schouders bedekken en werd een korte broek soms niet toegestaan. Ter vergelijking: toen ik op Curaçao woonde, ging ik regelmatig in korte broek en met slippers naar de kerk en waren er zeer veel blote schouders. ’s Middags kwamen we soms rechtstreeks van het strand, met net opgedroogde badkleding. Ongepast? Of is het juist fijn dat een groep jongeren op zondagmiddag het plezier op het strand combineert met het samenkomen in de middagdienst?

Vroeger heb ik hier al eens een gesprek met mijn vader over gehad. De aanleiding was een liedje van D.C. Lewis: ‘Mijn gebed’. In mijn vaders tijd een revolutionair nummer en ik daag je (ook als je jong bent!) uit om het hele nummer eens uit te luisteren.

Wat is de kerk? Waarom ga je naar de kerk? Wat heb jij nodig om tot een gebed te komen?

Het maakt nogal uit, hoe je deze vragen beantwoordt. Voor mij is de kerk denk ik, vooral een plek om gemeenteleden te ontmoeten en om samen God te eren en elkaar te ondersteunen. Samenzijn dus. Inclusief kinderen, gehuil, scheten en piemels. En ik denk dat vele protestantse kerken vooral gezien worden als ontmoetingsplek en niet zozeer als een heilig huis van God. Toch zou ik het ook wel mooi vinden als we de dienst een keer wat heiliger invullen: met stilte, nederigheid, bedekte schouders en op blote voeten. Met een hal vol schoenen en slippers. We gaan God ontmoeten…

 

 

 

 

Deel: