Een zucht aan je eigen genade toevoegen

Jaren geleden deden we met het jeugdwerk in Groningen-Zuid een heuse vossenjacht in het centrum van de stad. We hadden een (letterlijke) zwartrijder, een visser (van mensen), een blinde bedelaar enzovoort. Alleen de voorpret rondom het bedenken van typetjes was al de moeite van een vossenjacht waard. Ikzelf was een Jamaicaanse hardloper; we hadden bedacht dat het leuk was als ik de hele vossenjacht door de stad bleef rennen want we moesten het ze niet te makkelijk maken. Ik heb bijna een halve marathon gelopen. Mijn typetje had niks christelijks van zichzelf, dus ik vond het wel leuk om mijzelf een marathonnummer op te spelden: ‘1834’. De tieners kregen van mij een bonuspunt als ze wisten waarom ik juist dat nummer opgespeld had. Ik heb nul bonuspunten uitgedeeld die dag.

Waar wil je naartoe met deze introductie Ido? Het gaat me om 1834. De boodschap dat we onze eigen redding niet hoeven te verdienen, was rond 1834 belangrijk voor de arme bevolking van Ulrum en omstreken. Als ik de geschiedenis van de Afscheiding goed begrijp, sprak die boodschap vooral de arbeiders aan en moest de gevestigde orde er niet zoveel van hebben. Ook Jezus, en later de discipelen, sprak(en) vooral de armere mensen in de bevolking aan. Niet alleen arm qua geld, maar ook arm qua status, maatschappelijke positie, lichamelijke of geestelijke gezondheid. Voor die doelgroep – de armen in de brede zin van het woord – is het een bijzonder belangrijke boodschap: je hoeft het niet zelf te verdienen, je krijgt het rijkelijk van God. Maar veel christenen in Nederland zijn toch niet arm? Ikzelf val zeker in de categorie van de ‘rijken’.

Is voor ons rijken, de boodschap hetzelfde: je hoeft niks te doen, je krijgt je redding van God? Ja, in zekere zin geldt voor ieder van ons dezelfde boodschap. Uiteraard kunnen wij ons eigen heil niet kopen of verdienen! Maar hoe zit het dan met de volgende teksten:

– “Als u wilt weten of een boom goed of slecht is, kijk dan naar zijn vruchten… Ik bedoel dit: aan zijn doen en laten kunt u zien hoe iemand is.”
– “Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden?”
– “Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood”
– “Laat elke gemeente beseffen dat ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt en dat ik ieder van u zal belonen naar zijn daden”.

Om er maar vier te noemen.

Ik vraag me soms af of wij niet iets meer zouden moeten met deze teksten. Ons welvarende leven leiden, ons gered weten door genade, sterven en vervolgens een eeuwig leven ontvangen in nabijheid van God. Is dat het? Of vraagt God toch nog net even iets meer (van ons als ‘rijke mensen’)?

De kritische/Bijbelkennende lezer zal van de vier bovengenoemde teksten, twee herkennen uit Jakobus. De brief die bekend staat (en bij Luther zelfs berucht was) om zijn nadruk op het doen van goede werken. Je zou, net als Luther(!), deze brief ondergeschikt kunnen maken aan andere Bijbelboeken. Maar dan nog blijven die andere teksten overeind staan. De laatste van de vier teksten komt uit Openbaring. En we geloven toch dat die Openbaring van Jezus is, die Hij aan Johannes bekendgemaakt heeft? Jezus richt zich in die tekst op de gemeente van Tyatira: die gemeente doet heel veel dingen goed en daar is Jezus blij mee. Maar Hij heeft ook iets tegen die gemeente: ze laten ene Izebel haar gang gaan, wat leidt tot veel zonde en ellende. Jezus wil dat de gemeente tegen haar optreedt. Degenen die dat al gedaan hebben en/of die haar niet achterna lopen, bemoedigt Hij en roept Hij op tot vasthoudendheid. Het is in die context dat Hij zegt dat ieder van ons beloond zal worden naar zijn of haar daden.

Ik geloof in het bestaan van God en in wat Jezus voor mij gedaan heeft, dat is voor mij heel helder. En ik doe ook echt wel dingen die vanuit dat geloof voortkomen en die je zou kunnen zien als ‘goede dingen’. Maar heb ik ook nog een Izebel? Iets waar God mij kritisch op aankijkt en iets waarvan Hij zegt: “Ido, daar ga ik je naar belonen (of niet)”? Is er iets in mijn gedrag, in hoe ik mijn leven leef, waardoor God misschien zegt: “Ido, je bent lauw en ik spuw jou uit (Openbaring 3:16)!”?

Uiteraard zeggen we dan met z’n allen al heel snel: ja, er valt altijd iets aan te merken op iedereen, maar God zal dit de gelovige uit genade (door Jezus) kwijtschelden. En ja, ik snap dat dat juist de kern van genade is: God schenkt mij, ondanks mijn fouten, Zijn genade. Maar toch! Mogen wij, als rijken, dit dan als eenzijdige boodschap aan elkaar blijven verkondigen: “Natuurlijk heb jij nog je Izebel, maar het komt gewoon goed!”? Of zou het kunnen dat we onszelf hiermee snel een comfortabel gevoel willen geven? Zouden we ons toch iets meer gewaarschuwd moeten weten?

Andy Mineo, christelijk rapper, verwoordt een soortgelijke vraag in zijn nummer ‘Uncomfortable’. Kijk/lees/luister zeker de eerste 43 seconden van zijn clip hieronder. Want datgene wat hij in dat eerste stuk rapt, introduceert precies het punt dat ik bedoel. Op die 43e seconde barst het nummer tevens los met een vette beat. Maar wees gerust, vanaf 2.54 wordt het nummer weer rustig en komt hij met rake teksten. Dus: kijk/luister/lees!

Het gaat om geloof, niet om de daden. En we krijgen alles uit genade, niet omdat we het verdienen. Dit is de bekende boodschap van Jezus en van, ja ook, Hendrik de Cock. Toch richtten beiden zich vooral op de buitenbeentjes en op de arme mensen (in de brede zin van het woord). En als ik mijzelf zie als rijke, is die boodschap voor mij dan hetzelfde? Of mag/moet ik mezelf iets kritischer bekijken? Wordt er toch iets meer van mij verwacht?

We hebben onze antwoorden vaak zo snel klaar. Maar ik vind het lastige vragen.

Deel: