“Heeft de slang werkelijk gesproken?”

Laatst ben ik uit eten geweest met mijn zus. Een gesprek over onze eigen kinderen mondde uit in een gesprek over ons gezin van herkomst en onze familiegeschiedenis. We kwamen tot de conclusie dat we daar een heel dik boekwerk over zouden kunnen schrijven. Dat boek zou boeiend en op momenten spannend zijn om te lezen, want er zouden aardig wat heftige en bijzondere verhalen in komen te staan. Elk huis heeft zijn kruis. Onze huizen ook. We realiseerden ons dat we blij waren dat we, ondanks al die gebeurtenissen, goed contact met elkaar onderhouden. We blijven elkaar, soms meer soms minder, opzoeken en we blijven verbonden.

De stap van familie naar kerk is niet zo groot. Als kerk/als gemeente zijn we in principe ook een familie. We noemen elkaar broers en zussen, of broeders en zusters zo je wilt. De Bijbel beschrijft het zelfs nog intiemer en noemt de gemeente “één lichaam”. Aan elkaar verbonden, op elkaar aangewezen, van elkaar afhankelijk. En niet zomaar een lichaam. Nee, we zijn het lichaam van de aanstaande bruid van Jezus. In die zin vormen we het lichaam van de meest bijzondere vrouw uit de wereldgeschiedenis.

Maar ook dit lichaam, deze familie, kent haar geschiedenis. Je zou over onze kerkelijke familiegeschiedenis een heel dik boekwerk kunnen schrijven. Boeiend en op momenten spannend, want er komen aardig wat heftige en bijzondere verhalen in voor.

Neem nou dominee Geelkerken. In 1926 is hij door de gereformeerde synode geschorst en afgezet. Waarom? Hij weigerde een verklaring te ondertekenen waarin gezegd werd dat het spreken van de slang in het paradijs een “zintuiglijke waarneembare werkelijkheid” was. Kortom: hij liet het open of de slang daadwerkelijk gesproken had, of niet. In datzelfde jaar werd ook een andere dominee, inclusief kerkenraad, afgezet door diezelfde synode. Deze beide dominees zochten elkaar op en van daaruit ontstonden de „Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband”.

Ik heb me een klein beetje verdiept in dit stukje van onze kerkelijke familiegeschiedenis. Als ik het goed begrijp komt het hele conflict voort uit een preek van dominee Geelkerken, waar een gemeentelid zich niet in kon vinden. Dominee Geelkerken noemde in zijn preek dat hij het moeilijk vond om bijzondere gebeurtenissen in het begin van de Bijbelse geschiedenis (‘de boom van kennis van goed en kwaad’, ‘de sprekende slang’) goed uit te leggen. Een gemeentelid diende hier een klacht tegen in. De discussie rondom deze klacht werd steeds hoger opgevoerd en kwam uiteindelijk bij de synode te liggen. De synode koos een standpunt, dominee Geelkerken wilde dat niet ondertekenen. Schorsing, afzetting en uiteindelijk kerkelijke afsplitsing waren het gevolg.

Als ik heel eerlijk ben, is mijn eerste reactie: “Waar gaat dit over! Een kerkelijke afsplitsing als gevolg van een opmerking dat Genesis 3 moeilijk uit te leggen is?! Waarom?” En ik snap heus de argumentatie wel dat het gevaarlijk is om te twijfelen aan een pratende slang, want een paar stappen verder en we twijfelen aan Iemand die opgestaan is uit de dood. En dat raakt de kern van ons geloof. Ik begrijp dat echt. Maar is het niet net zo gevaarlijk om dingen absoluut te maken? “Het zit zo en niet anders! En ik dwing jou om het net zo te zien als ik. Doe je dat niet, dan is daar het gat van de deur!” Als ik binnen mijn familie mijn broers en zussen werkelijk zou dwingen om hetzelfde te doen of te vinden als ik, dan weet ik zeker dat er een conflict ontstaat en dat sommigen vertrekken.

Maar ik heb ook nog een tweede reactie. Namelijk dat ik eigenlijk ook wel begrijp dat er grote principiële verschillen tussen mensen bestaan. Als je maar diep genoeg over dingen doorpraat, vind je in elke familie meningsverschillen. Dan zijn er twee mogelijkheden. Eén: je vindt het beiden prima dat je van mening verschilt, het mag naast elkaar bestaan en je leeft samen verder want je deelt ook veel. Twee: minstens één van beiden verdraagt het meningsverschil niet, het wordt steeds hoger opgevoerd met als gevolg dat als één van beiden niet toegeeft er een conflict ontstaat. In dat geval is het niet raar dat men vervolgens afstand van elkaar neemt. Want continu in conflict leven, is ook niet leuk.

Zo gaan die dingen. In elke familie. Ook binnen de kerkelijke familie. Als we meningsverschillen hebben, we voeren die hoog op en er worden standpunten over ingenomen, dan weet je één ding zeker: er zullen broers en zussen instemmen en er zullen broers en zussen afwijzen. En hoogstwaarschijnlijk zullen er broers en zussen gescheiden optrekken. Je zoekt gelijkgestemden want continu samenleven met mensen wier mening principieel anders is, is niet te doen.

Maar als dat gebeurt, blijft er denk ik één belangrijke vraag over: blijven we nog wel elkaars broers en zussen? Of zijn die anderen onze familie niet meer?

Deel: