Soms vallen gedachten, een gesprek en een afgezaagde flyer ineens samen. Ik loop door een opleidingsinstelling in Groningen en zie een flyer op een bord hangen: “Het feest is niks zonder jou!” Het gaat om een of ander studentenfeestje, maar het doet me denken aan een gesprekje van een paar dagen geleden met iemand in de kerk. Hij vertelde dat zijn dochtertje van vijf had ontdekt dat haar buurmeisje niet in God geloofde. Toen ze thuiskwam vroeg ze aan haar vader: “Gaat zij dan ook niet naar de hemel, papa?” Hij antwoordde dat hij dat niet zeker wist en dat het Gods beslissing is. Hierop moest zijn dochtertje heel hard huilen. Ze wilde heel graag dat haar buurmeisje in de hemel kwam.

Dit soort gesprekjes heb ik ook met mijn dochter. Ze is nu zeven, maar herken ik de gesprekjes al vanaf dat ze een jaar of vier is. Zo waren we twee jaar terug op de New-Wine zomerconferentie: een week lang op de camping, te midden van christenen. Elke dag was er een kinderprogramma waar onze kinderen naartoe gingen. Na die week stonden we op een camping 30 kilometer verderop. Mijn dochter ging in gesprek met kinderen in de speeltuin en vroeg of ze ook in God geloofden. Al snel bleek dat ze allemaal niet in God geloofden. Ze was geschokt. Oprecht geschokt. “En ze willen ook niet luisteren papa!”.

Vorige week vroeg ik of ze weer eens met een vriendinnetje wilde spelen, dat niet bij haar op school zit. Ze kennen elkaar nog van de kinderopvang en eens in de zoveel tijd spelen ze nog samen. Maar nee, ze wilde niet meer spelen. Waarom niet, vroeg ik. “Ze luistert toch niet papa. Het lukt mij niet om haar in God te laten geloven”. Zeven jaar is ze…

Wat is dit? Waarom reageert mijn dochter, maar kennelijk ook het dochtertje van mijn kerkgenoot zo? Ligt het aan hen, of is dit bij meer kinderen zo?

Ik heb hierover nagedacht. Misschien dat de gevoelige reactie een logisch gevolg is van een soort ‘botsing van indoctrinaties’. Een soort paradigma-verschuiving. Mijn vrouw en ik voeden onze kinderen op met een geloof in God. Anderen zullen misschien zeggen: we indoctrineren onze kinderen vanaf hun geboorte met het bestaan van God. Met de doop als zichtbaar teken dat we daar al heel vroeg mee beginnen. Niet-gelovigen daartegenover geven hun kinderen vanaf hun geboorte een wereld mee waarin God geen plek heeft. Ik denk niet dat er actieve indoctrinatie tegen God is, maar God is er simpelweg niet. Ergens in de speeltuin komen deze twee werelden elkaar tegen: het meisje met een wereldbeeld (paradigma) waarin God vanzelfsprekend bestaat en het meisje met een wereldbeeld (paradigma) zonder God. Gevolg? Een paradigm clash!

Paradigm clash: the conflict that occurs when a new set of fundamental assumptions about reality or human knowledge proves incompatible with an established set of such assumptions.

Het gekke is alleen, dat deze botsing eenzijdig lijkt plaats te vinden. Want voor het andere meisje is de schok niet zo groot: ze komt tot de ontdekking dat er kennelijk kinderen zijn die in een soort God geloven. Ze vindt dat misschien raar, gek of kinderachtig, maar meer ook niet. Er zijn ook kinderen die nog in Sinterklaas geloven. Voor mijn dochter betekent het veel meer. Zij komt op haar eigen manier tot de conclusie dat er hele leuke mensen zijn die misschien niet in de hemel komen. Vriendinnetjes van haar met wie ze heel fijn kan spelen, maar die tegelijkertijd kennelijk niet goed leven en niet in de hemel komen. En ja, dat is voor haar een schok. Zij wil het liefst met iedereen in de hemel leven, lang en gelukkig. Ze weet dat dit mogelijk is, want dan moet iedereen gewoon in God gaan geloven en goed gaan leven. Ze voelt een verantwoordelijkheid en doet haar uiterste best om dit te bereiken, maar ze merkt dat het haar niet lukt. De mensen luisteren niet naar haar. Hier wordt ze verdrietig van, maar vooral ook verward. “Papa, ik snap het niet!”.

Dit soort opmerkingen raakt mij. Best diep, eerlijk gezegd. Zij legt open, wat ik het liefst bedek. Het zeer ongemakkelijke thema van genade en straf, hemel en hel. Kaf, koren, bokken, schapen, de uitverkorenen en de verworpenen. Ze leefden nog lang en gelukkig. Ze leefden nog lang en bijzonder ellendig.

Gaan mijn geliefden die niet in God geloven, echt naar de hel? Zie ik ze echt nooit meer terug? Of nog erger: zie ik ze ‘aan de overkant’ knarsetandend ongelukkig zitten zijn? Twee meisjes in de speeltuin: de ene wordt opgenomen in heerlijkheid, de ander daalt af in ellende?

Vaak helpt het bij ongemakkelijk thema’s om gewoon even naar Jezus te kijken. Dan kom je terug bij de kern van het geloof en verstommen heel veel ongemakkelijke kerkelijke thema’s. Maar in dit geval werkt het bijna averechts, want het is juist die zelfopofferende, liefdevolle Jezus die ons wijst op de eeuwige straf. Meer dan enig ander persoon die in de Bijbel aan het woord komt.

Ik voel de motvlinders rondvliegen in mijn buik. Ik wil dit thema niet aanraken. Ik wil ook niet zo geloven. Laptop dicht, ik ga hardlopen.

Deel: